Tannhäuser

Ik heb dit weekend, wat vrijdag begon met een cultureel gekruid feestje, in stijl afgesloten. De vasten komen eraan en alhoewel we daar met zijn allen natuurlijk al lang niet meer aan doen, laten we ons de vooravond met zijn uitvoerige bierconsumptie niet graag door de neus boren. Vasten heet een deugd te zijn, dus mag je je van tevoren te buiten gaan aan de ondeugd. Zondigen mag niet, maar na de biecht kun je weer met een schone lei beginnen. Dat leeft wel zo makkelijk. We leven in een tijd van een katholiek volksfeest en daar sloot mijn bezoek aan de opera Tannhäuser van De Nederlandse Opera vanmiddag goed op aan. Voor 3 en half uur Wagner laat ik mezelf graag onderuit in een stoel wegzakken. En het voordeel is dat ik bijna altijd neurieënd de voorstelling van een Wagner-opera verlaat. De melodieën en de motieven die de man gecomponeerd heeft komen op een heel natuurlijke manier tot je. Al is net het Walhalla in vlammen opgegaan en wacht de mensheid een ongewisse toekomst, ik fiets met het Siegfriedmotief onweerstaanbaar vrolijk in mijn hoofd, zingend naar huis. Donkere thema’s in de kunst stemmen vaak vrolijk. Mits mooi verpakt natuurlijk. Ze louteren zonder dat het echt zeer doet.
 
Tannhäuser is het verhaal van de ridder die het dermate bont heeft gemaakt dat zelfs de Paus van Rome hem geen vergiffenis meer kan schenken. Hij besluit de ridderorde van de Wartburg te verlaten voor een verblijf in de liefdesgrot van Venus. Een godenwereld waarin enkel lust en genot bestaat. Maar na 7 jaar heeft Tannhäusser er genoeg van. Zonder de natuur, de beperkingen en het enige constante in ieder mensenleven; de dood, kan hij geen mens zijn. In de Venusgrot is hij als een baby die enkel zijn primaire prikkels bevredigd ziet. Hij wil meer. Na terugkomst in de mensenwereld komt hij Elizabeth tegen, de vrouw waar hij verliefd op was, toonbeeld van de kuise liefde, die hij verlaten heeft voor de fysieke liefde van Venus. De opera is het verhaal over een klassieke strijd: die tussen het hoofd en het hart. Dat gebeurt op prachtige muziek (de ouverture is mijn deur naar de klassieke muziek) met veel koorwerk en goede solisten (John Keyes die ook Siegmund in de DNO-Walkure zong en Martina Serafin). Ondertussen krijg je nog wel wat religieuze rimram voor je kiezen. De koppeling van sex aan zonde bijvoorbeeld. Zo bezingt Tannhäuser, terug in de Wartburg, de geneugten die hij in de Venusgrot heeft mogen genieten, waarna hij wordt verbannen. Ridders dienen immers een pure, reine vorm van liefde voor te staan waarbij de vrouw een bron is, van waaruit niet gedronken dient te worden. Tannhäusers verweer dat de mensen die zoiets zeggen nog nooit echte liefde hebben gekend anders hadden ze wel geweten dat het drinken uit de bron, de bron niet opdroogt, klinkt als een schreeuw van levenslust in een fundamentalistische wereld. Een hunkering naar het echte leven in een omgeving die voordat zelfde leven een grote smetvrees bezit. Een vogel die gekooid is door de mores van het collectief. Hij wordt dan één van de meer sympathiekere karakters die doorgaans Wagners opera’s bevolken. Hij is namelijk net een echt mens. Maar de druk van zijn medemens, van de ridderorde, krijgt hem eronder ("l’enfer c’est les autres," spreken wij Sartre na). Hij vraagt vergiffenis. Als boetedoening moet hij een pelgrimade naar Rome maken, om daar vergiffenis aan de Paus te vragen. Het is niet duidelijk bij welke zonden de Paus doorgaans vergevingsgezinder is, maar Tannhäuser is buitencategorie, zoveel wordt duidelijk. Zijn zonden worden hem pas vergeven als uit de staf van de Heilige Vader een groene loot ontspruit. Dat kan dus alleen door onze Vader die in de hemel zijt. Eenzaam en gebroken keert Tannhäuser terug naar de Wartburg, inmiddels een ruïne. Verstoten door de mensen, niet vergeven door de kerk, wil hij terug naar Venus. Maar dat hoeft niet. Want Elizabeth is ondertussen zo aardig zich voor de begane zonden van Tannhäuser op te offeren (met haar leven uiteraard, voor minder doet de voorzienigheid het niet) en hem zo te verlossen van zijn aardse kwelling. Uit Rome komt de mare dat de pauselijke staf een groen blad draagt. Tannhäuser is vergeven en hoeft nu zelf ook alleen nog maar dood te gaan. Bang om in de hel terecht te komen hoeft hij niet meer te zijn. Loopt het toch nog goed af. En zo eindigt deze opera, zoals wel vaker in het genre, met de dood van zijn hoofdrolspelers. De regisseur van deze uitvoering (Nikolaus Lehnhoff) interpreteert dit als ultieme kritiek op de kerk die enkel in een dode Tannhäuser een partner kan zien. Die kerk kan hem bij leven niet vergeven, maar de hemel wel. Ik zie er zelf ook een pleidooi voor een geëmancipeerde wereld in, waarin de twee werelden in de opera (Venus en Elizabeth, lust en liefde) kunnen samenkomen zonder de hel en verdoemenis van clerus en goegemeente, en waarin een min of meer natuurlijke omgang met de lust- en liefdesbeleving van man en vrouw gemeengoed is. Wordt Wagner toch weer politiek. En dat in de 21e eeuw. Ik had in ieder geval weer genoeg stof tot neurieën en fluiten op mijn weg naar huis.

Over wouterinspace

Blog over van alles en nog wat. Het merendeel over alles.

Trackbacks / Pingbacks

  1. Tussen Droom en Daad – PK VAKSTUDIE - 22 mei 2017

Plaats een reactie