Archief | december 2007

Kerstgedachte

Kwart voor zeven in de morgen. Er gaat een wekker. Ik droom over een sirene in de mist. Een auto die voorbijkomt en het piepen van remmen. Op straat speelt een man piano. Verderop regent het dakpannen. Ik kom uit mijn bed en geef de hond een schop. Zoals wel vaker in dromen is de context onduidelijk. Zijn alle mensen en voorwerpen die zich in de scene bevinden daar beland omdat ze zich blijkbaar op een bepaald plekje in mijn hersenen genesteld hadden. Ik droom en gooi ze eruit. Zet er de staafmixer in. Maak er een potje van.

 

Het is kwart voor zeven in de morgen. Ik staar in het duister. Ik ben net wakker geworden en begin te beseffen dat ik er eigenlijk uit moet. Eruit. De koude, donkere wereld in. Alsof je geboren wordt. Opnieuw. Geen wedergeboorte waarbij je een last uit het verleden van je afwerpt door een verheffende gedachte of een inzicht dat verlicht. Nee, geboren worden als een koude, eenzame onderneming. Weg van de slaap die zo goed voor je was. Mijn hand op de lichtknop. De hand voor me ogen omdat het licht me verblindt. Het acclimatiseren. Zintuigen die voorzichtig de omgeving aftasten. Het bloed wat langzaam begint te stromen en de stem in mijn wekkerradio die vertelt dat het ondanks het ongoddelijk vroege uur in een donkere, koude wereld toch echt het begin van een nieuwe dag is. In mijn lichaam is die informatie nog niet helemaal doorgedrongen. Mijn been uit bed. Het goede dit keer? Op weg naar de douche. Van mijn warme bed onder het warme water. Mijn hoofd in een handdoek. Op zoek naar mijn kleren. Ik kam mijn haar in spiegelbeeld. In die volgorde. Ik sta in de keuken. Heb altijd al een hekel gehad aan een boterham met beleg ´s ochtends. Mijn ontbijt. Ik maak het in een poffertjespan. Voedsel voor het begin van de dag. Brandstof voor de fietser die straks zes kilometer naar zijn werk af moet leggen. Op weg naar het voor hem dichtsbijzijnde koffieautomaat.

 

Mijn fietssleutel. Waar ligt dat vermaledijde ding? De trap af. Even denken. Waar had ik mijn fiets ook al weer weggezet? Bij het naar buiten gaan door mijn voordeur wordt mijn attentie gewekt door iets wat op de stoep ligt. Iets blinkends. Een gouden plaatje. Ik schop er voorzichtig tegenaan. Het zit vast op de tegel geponst. Er staat een tekst op. Een paar tegels verder zit een ander plaatje bevestigd. Met een andere tekst. De plaatjes begeleiden me onderweg naar mijn fiets. Ze vertellen het verhaal van Jochem (28). Over dat hij voor het eerst van zijn leven samenwoont. Dat hij dat met zijn vrienden gevierd heeft. Maar dat hij het eigenlijk best wel eng vindt. Het is een van die aantrekkelijke dingen van het wonen in de stad. Hier zijn we met zijn allen onbekend, samen en alleen. Een onbekende man die zijn verhaal deelt met de buitenwereld. Met de mensen die hij niet kent. Die hem niet kennen maar door zijn verhaal, gegraveerd in de straat, misschien een beetje. Omdat je gekend wilt worden. Waarschijnlijk. Uiteindelijk. Of de mensen daarbuiten op je verhaal zitten te wachten doet niet ter zake. Je deelt het. Omdat je het in je hebt. Ziedaar de graffitie, de zeepkist, de brief zonder afzender. Ziehier dit weblog.

 

Het is bijna kerstmis, het feest waarbij we een geboorte vieren. Laat ik met kerstmis de geboorte van ideeën en gedachten vieren die leiden tot verhalen, gedichten en muziek die uitnodigen, verlichten en/of vermaken. Op de inspiratie en dromen die het allerdaagse inkleuren met levenslust en de bron zijn van verwezenlijking van iets moois breng ik een toost uit. Dat lijkt me een mooie kerstgedachte van deze geseculariseerde katholiek die de kerkdeuren achter zich heeft dichtgegooid en zich er graag op laat voorstaan, zo goed en zo kwaad als dat gaat, op eigen kompas te varen.