Archief | februari 2008

Schrijven op Aswoensdag

Ik heb vorig jaar rond deze tijd iets proberen te schrijven over de Bergse Vastenavond. Met hersens week van 5 dagen bier en een lichaam platgeslagen door verschijnselen van griep en leeg door roofbouw vooralsnog geen sinecure. De verkoudheid en het snot zijn me dit jaar bespaard gebleven maar ik ben op deze aswoensdag in het jaar 2008 toch nog even op de weg terug naar waar ik uiteindelijk weer wezen moet: een volledig functionerend persoon die zich niet, zoals vanmiddag bij de slager, met het IQ van een kind van 6 door zijn kleingeld moet tellen om het hele zaakje tenslotte uit zijn handen te laten vallen. De motoriek en de geest nog niet helemaal in optimale staat van paraatheid. Het levert in ieder geval de lach van het bedienend personeel en het meisje in de winkel op. Een sukkel voor een glimlach, een slaaf voor wat genot. Deze dweil gaat de komende week als een lid van de blauwe knoop door het leven. De parallelle wereld van de gordijnen in de straat, trompetten in je oren, en de tocht naar de volgende toog op planeet Krabbengat weer ingewisseld voor het ongeduld in het verkeer en de voetganger op het fietspad in Amsterdam.  

 

Ik stap mijn eigen verleden in als ik de straten van de oude Bergse binnenstad doorloop en kom in een tijdcapsule terecht waarin alle mensen en gebeurtenissen van de afgelopen vijftien, twintig jaar in een heden terechtkomen waarin het weleens vergeefs zoeken is naar de juiste naam bij de juiste persoon, het juiste jaartal bij het juiste liedje en de correcte volgorde van gebeurtenissen in het algemeen. Ik kom er mezelf tegen en de voetstappen die ik er de afgelopen twee decennia heb achtergelaten. In die tijdmachine stappen en jezelf verbazen over het feit dat de mens die je treft en de gebeurtenis die je eens deelde alweer 15 jaar in het verleden ligt. Je wordt ouder en dat heeft het voordeel van de beschouwing achteraf. Het is makkelijker om nu uit te spreken wat toen blijkbaar moeilijk of “not done” was. Het zijn woorden om te behagen en ze maken me tot een man met een gestreeld ego. Het protocolaire gedeelte (in- en optocht, kindervastenavond, sluiting) laat ik dit jaar eigenlijk voor het eerst in zijn geheel, aan me voorbijgaan. Ik schrijf mijn eigen verhaal met de mensen die ik tegenkom uit heden en verleden. Praten tot het ouwehoeren wordt. Tot het de geest ontscherpt en gesproken woorden nieuwe gesproken woorden genereren. Vragen als “Kul, oe ist. Zijde gij ok wir in de stad?” worden afgewisseld met constateringen even simpel als wijs: “Agge un konijn et, edde keutels”. Het inzicht van de man die een wereld bewoont waarin uiteindelijk alles tot hanteerbare proporties teruggebracht kan worden. Het is het kenmerk van goede humor: relativerend, niet bagatalisserend.

 

Al met al was het weer een steengoeie vastenavond. Eentje die ik voor de volle 5 dagen heb uitgedweild. We hebben geproost op nieuw leven (Koen), afspraken gemaakt (we bellen!) waar nog maar van moet worden afgewacht wat er allemaal van terecht gaat komen (voor je weet is er weer een jaar voorbij) en bespiegeld wat er in het ouder worden besloten ligt (het nu kunnen beseffen waar je het vroeger enkel maar kon bedenken). Verder is duidelijk geworden dat één Jantje nog geen voorjaar maakt en Sneeuwwitje het ook best zonder zeven dwergen redt. Vincent Price kronen we tot de beste acteur allertijden, computer-gegenereerde vampieren zijn klote en de beste films werden in de jaren ’20 gemaakt. Ik voel me momenteel redelijk fris en daarmee verbaas ik mezelf. Het leven begint bij veertig en morgen fiets ik naar mijn werk met Deep Purple op de iPod. Afsluiten doe ik met een tegelwijsheid die ik in de vastenavondkrant van dit jaar tegenkwam en waar iedereen voor zichzelf maar van moet uitmaken wat hij of zij er uiteindelijk aan heeft:

 

Het is in het donker moeilijk zoeken naar een zwarte kat, vooral als ie er niet is.