Archief | mei 2015

Improviseren / componeren

De grens tussen improviseren en componeren is bij Keith Jarret diffuus. “Instant componeren” is een term die ik tegenkom als het over zijn stukken voor solo piano gaat. In de jaren ’80 nam Jarret Das Wohltemperierte Klavier van J.S. Bach op. Roestvrijstaal klassiek, heel erg gecomponeerd, repertoire. Bijgaande improvisatie, van niet lang daarna, galmt echo’s van Bach en Jarret voegt er zijn eigen trancezoekende elementen aan toe. Is het een compositie? Zou het zin hebben het stuk nog eens exact op dezelfde manier te spelen of hebben improvisaties alleen bij de gratie van het moment bestaansrecht? Wat is het verschil tussen improviseren en componeren?

https://www.youtube.com/watch?v=nmqbzZxVJ-0

Ik moest daaraan denken na afloop van het geweldige concert dat ik afgelopen donderdag bijwoonde in Splendor van Martin Fondse en Wolfert Brederode. Na een klein hersenstormpje besteed te hebben aan het antwoord op de vraag hoe deze muziek nu eigenlijk het best te noemen (met “jazz” denken mensen misschien te snel aan een dixielandorkestje op zondagmiddag op de grote markt van een middelgrote stad in Nederland en bij “European Contemporary” krijgen potentieel geïnteresseerden wellicht de pukkels in hun nek voordat ze een noot van je muziek gehoord hebben) zal ik het bij gebrek aan beter maar duiden als “hedendaags gecomponeerd met veel ruimte en vrijheid voor het betere improvisatiewerk”. Muzikaal knatswerk dus. Al klinkt dat wat onflatteus.

Toen ik Ronald Brautigam een jaar of wat terug pianosonates van Beethoven hoorde spelen op een replica van een 19-eeuwse fortepiano blies dat de nodige stofnesten af van stukken die ik tot op dat moment enkel kende van uitvoeringen op een concertvleugel (Emile Gilels). De sonates klonken nu als composities die het eindpunt waren van lang improviseren. Net zolang spelen totdat je de noten overhoudt die je wilt hebben. En denkend aan Beethovens partituren (geweldig kraswerk, grenzend aan flanswerk, waarvan het een wonder mag heten dat iemand het ooit heeft kunnen ontcijferen) lijkt het niet meer dan logisch dat de luisteraar de noten die er in dat improvisatietraject verloren zijn gegaan niet te horen krijgt.

In het concert van afgelopen donderdag, een conversatie tussen twee pianisten, was het verschil tussen wat gecomponeerd en wat geïmproviseerd was voor mij niet helder en dat maakte het wel zo leuk en spannend. Ik zal mij van een beschrijving met bloemrijke beeldspraak onthouden (de zin “In de geluidstuinen waar Martin en Wolfert hun klanken plukten ….” wordt bij dezen geschrapt) maar volstaan met de constatering dat ik uitkijk naar de volgende reeks van muzikale conversaties die Martin Fondse voorbereidt (ja, ik ken hem van de middelbare school en zou dus vooringenomen kunnen zijn maar doen of het helemaal normaal is, een pianist-componist van deze kwaliteit die voor acht man een wereldconcert geeft, wil ik niet dus zal ik het publiek bij een volgende gelegenheid desnoods zelf naar binnen schoppen – wat zullen we potverdorie nu beleven).

https://www.youtube.com/watch?v=zCDzybg37AE

piano green

Gogol in Oost-Oekraine

De kans dat ik dit jaar nog een beter boek zal lezen dan “Dode Zielen” van Nicolaj Gogol acht ik niet bijzonder groot. Een symfonie van woorden gecomponeerd door een meester-auteur (ergens rond 1840). Niet gering was mijn verbazing de naam van deze schrijver, behalve in boekhandel en antiquariaat, afgelopen week ook op een Russisch-separatistisch gevechtsvoortuig in Oost-Oekraine tegen te komen. “Voor N. Gogol” stond erop. En de Kozakken-commandant die hier verantwoordelijk voor was droomde van doorstoten naar Kiev en Warschau. Het was weer een beetje 2001, toen ik nog onder de indruk van het fijnzinnig stukje muziekdrama dat “Die Walkure” heette vernam dat Adolf Hitler zo’n grote fan van Richard Wagner was geweest. Het kunstwerk en de artiest van zijn onschuld ontdaan.

Ik had kunnen weten dat inspiratie geput uit verhalen en/of goed geformuleerde gedachten voor bijna ieder denkbaar doeleinde kan worden aangewend. Ten goede en ten kwade. Religieuze geschriften herinneren ons daar bijna dagelijks aan. Toch was het even schrikken want ik heb toch zo vaak (hardop) moeten lachen bij de verhalen van Nicolaj Gogol. En was ik ooit nog een schrijver tegengekomen die in slechts één zin zijn lezer het genot en de poëzie van een boottochtje bij ondergaande zon zo kon laten voelen als hij?

Ik wist dat Gogol een wat negatief mensbeeld had maar dat voor mij in ieder geval ruimschoots compenseerde door de stapel minder goede eigenschappen die hij in de mens ontwaarde op te tellen tot poëtisch proza met superieure humor. Naast zijn gevoel voor het griezelige en het absurde in de menselijke natuur, waardoor zijn verhalen briljanten van vertelkunst worden waarin bij tijd en wijle overgestoken wordt van Edgar Allen Poe naar Monty Python, komt zijn wantrouwen in het goede van de mens tot uiting in een voorliefde voor het autoritaire. De mens, de Rus in zijn geval, moet achter zijn vodden gezeten worden want zelfdiscipline heeft hij niet. Misschien komt het daardoor dat de onderstroom van menselijke mankementen die zijn schrijfsels zo onweerstaanbaar maakt tegelijkertijd een pleidooi kunnen zijn voor het in stand houden van, een in de totalitaire staatsvorm niet ongebruikelijke, verhouding tussen machthebbers en volk waarin het tweede er in de eerste plaats voor de eerste is – en niet andersom. Je ziet ze in het Kremlin instemmend knikken. Alsof de mens, de schrijver, na een jarenlange zoektocht naar inzichten waarop hij zijn wereldbeeld kan stutten de persoonlijke vrijheid die daarvoor onontbeerlijk is, anderen niet meer gunt. Alsof die zoektocht hem dermate heeft leeggelepeld dat hij de vrijheid van geest, waarmee hij anderen toestaat hun eigen optelsom te maken, eenvoudigweg niet meer kan opbrengen.

Gogol